Afgelopen zaterdag schreeuwden in zo'n 60 steden cultuurliefhebbers hun frustratie uit. Niet alleen over het feit dat er zwaar weer op komst is voor de sector, maar ook omdat er geen basis lijkt te zijn voor discussie op basis van rationele argumenten.
Schreeuwend staan ze tegenover elkaar: de cultuurhaters die het maar een subsidie verslindende hobby vinden en die zich met name graag laten horen op allerlei internet forums. Met illustere aliassen als Onrustzoaier en Blafhoven trekken zij van leer tegen wat ze beschouwen als de linkse kerk. Met prachtige retoriek die bol staat van vergelijkingen tussen "een handvol kale kak of grote groepen gewone hardwerkende zwoegers die zich scheel betalen aan belastingen, gemeentelijke heffingen en tegelijk worden gekort op fiscale toeslagen"
Aan de andere kant de cultuurliefhebbers die zich afvragen hoe ze zich te weer moeten stellen tegen dit soort argumentatie. Voor hen was cultuur en de beleving ervan immers altijd vanzelfsprekend. Zij gingen in steden wonen met een breed en interessant aanbod aan culturele voorzieningen, zodat ze na een week zwoegen op hun werk ook nog een film, concert of tentoonstelling konden zien.
Het gapende gat tussen deze twee visies doet denken aan het front in de oorlog van 1914-1918. Diep ingegraven in de loopgraven schiet men met mortieren en mosterdgas op elkaar in de hoop vroeger of later de beslissende aanval in te kunnen zetten.
Vreemd genoeg gaat deze oorlog voorbij aan een in de cultuur allang bestaand, maar enigszins weg gepolderd gegeven: het verschil tussen hoge en lage cultuur. Geert Drion schreef hier in de Volkskrant van 20 november 2010 nog een interessante bijdrage over. Hoewel er door de jaren heen veel grenscorrecties zijn doorgevoerd tussen hoge en lage cultuur, is er een groot verschil gebleven. Cultuur met de hoofdletter C is ook cultuur met de hoofdletter S van subsidie. Vooral tegen die Cultuur gaan de cultuurhaters tekeer.
De Basis InfraStructuur (BIS) als hoofd subsidieloket van het Rijk, is dan ook ingericht op basis van historische gegevens waarbij de ‘oude’ Cultuur door de jaren heen goed in staat is geweest zijn financiële belangen veilig te stellen. Dit mede dankzij een uitstekend netwerk dat vaak niet op de linkse kerk gebaseerd was. Veel besturen van grote instellingen worden bevolkt door ex-politici van CDA of VVD huize.
Aan popmuziek, waar subsidie jarenlang een vies woord (want niet rock&roll!) was en dat ten dele nog steeds is, besteed het rijk grofweg zo'n 0,004% van haar geld. Het behoeft hier dan ook geen betoog dat dit percentage op geen enkele wijze in verhouding staat tot de maatschappelijke relevantie of het aantal bezoekers dat geniet van deze vorm van cultuur. De prijs die de popmuzikant hiervoor betaalt is dat muziek voor het overgrote deel van de muzikanten niet meer is dan een hobby met bijverdiensten. Zie voor cijfers het onderzoek van de NTB van vorig jaar.
Als we dan even terug gaan naar het gapende gat tussen de cultuurhaters en cultuurminnaars, is het misschien juist de popmuziek die in staat geacht moet worden een brug te bouwen tussen deze twee onverzoenlijke tegenstanders.
Daarnaast weet popmuziek ook binnen de cultuursector als geen ander een verbinding tussen hoge en lage cultuur te maken. Zo danst het Noord Nederlands Dansgezelschap (NND)tijdens Lowlands 2010 op muziek van Squarepusher en brengt popprijs 2010 winnaar Kyteman een bont gezelschap van strijkers, blazers en rappers op het podium.
De cultuursector zal de komende jaren niet onder ingrijpende herzieningen uitkomen. De combinatie van rijks, provinciale en gemeentelijke bezuinigen zijn zo groot dat ingrijpende keuzes onvermijdelijk zijn. Maar wil de cultuursector überhaupt overleven zal het zich moeten afvragen hoe een brug naar de cultuurhaters kan zorgen voor een herwaardering van kunst en cultuur.
Want zoals Geert-Jan Kuip (zoals hij zelf zegt: ondernemer, VVD stemmer en PVV sympathisant) donderdag 18 november al in de NRC opmerkte: “Wen eraan, Nederland is rechts en wordt nog rechtser”.
maandag 22 november 2010
woensdag 22 september 2010
maandag 20 september 2010
vrijdag 11 juni 2010
the Q4 on Numoon & DWDD
The Q4 een van de nieuwe producties van ON, kent na een lange aanloop een vliegende start. Toch staat de live show nog maar aan het begin van wat die gaat worden.
De 1.0 versie zal te zien zijn op Roffest en in het voorprogramma van Anouk in het Westerpark. In de tussentijd wordt er hard gewerkt aan de 2.0 versie die in het najaar op tour zal gaan. Check intussen het filmpje van DWDD (let ook op het t-shirt van de violist :-)
Of check deze Numoon opname
De 1.0 versie zal te zien zijn op Roffest en in het voorprogramma van Anouk in het Westerpark. In de tussentijd wordt er hard gewerkt aan de 2.0 versie die in het najaar op tour zal gaan. Check intussen het filmpje van DWDD (let ook op het t-shirt van de violist :-)
Of check deze Numoon opname
maandag 3 mei 2010
het klatergoud van de popmuziek
Zestig jaar na de opkomst van de rock & roll wordt een leven als popmuzikant nog vaak vereenzelvigd met de nogal gedateerde rock & roll heroïek van drank, drugs en dames. Dit beeld van de popmuzikant die na een bij voorkeur eenzaam bestaan op een zolderkamer zijn creatieve ei uitbroed, waarna een flitsend bestaan volgt en het grote geld gemakkelijk vloeit, is even hardnekkig als onjuist.
In werkelijkheid bestaat het leven van de Nederlandse popmuzikant uit veel bijbaantjes, ingewikkelde zoektochten naar platenmaatschappijen en media aandacht, veel nachtelijke kilometers en slecht betaalde optredens
Uit een recent onderzoek van de NTB blijkt dat een modaal inkomen voor een muzikant 12.000 euro netto per jaar is en ruim de helft verdient niet meer dan 6000 euro per jaar.
Op de keper beschouwd is het leven als popmuzikant dan ook niet meer dan een leuke hobby met wat bijverdiensten. Wil een muzikant echt kunnen leven van zijn muziek dan wordt zijn artistieke speelruimte verder ingeperkt door een sector waar marktwerking, airplay, hypes en formatdenken leidend zijn.
In een manifest aan de Tweede Kamer werd dit eerder zo geformuleerd :
“Ondanks alle succesverhalen verliezen bands hun contracten bij de platenmaatschappijen, wordt de exploitatie van zalen steeds nijpender en weten getalenteerde en gewaardeerde popmuzikanten niet meer hoe ze rond moeten komen. Op de radio is er te weinig aandacht voor Nederlandse popmuziek en de diversiteit hiervan, waardoor het voor de podia moeilijker is om vernieuwende bands te programmeren. Daarmee liggen er steeds minder kansen voor muzikanten die vernieuwend en anders willen zijn. De drempel voor nieuwe popmuzikanten om zich te professionaliseren wordt hoger. Het is moeilijk om als artiest rond te komen, en de cruciale stap van amateur naar professional wordt steeds minder vaak gezet.”
De popsector in Nederland kent aan de kant van de makers/muzikanten, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de dans en theater of klassieke muzieksector, slechts een uiterst beperkte infrastructuur. Zo gauw een muzikant van de opleiding af is, wordt hij overgeleverd aan de goden van de markt. Dat maakt de popmuziek enerzijds een dynamische en zeer marktconforme sector, maar anderzijds een sector waar veel talent afhaakt en kiest voor een carrière waar wel een boterham te verdienen valt.
Binnen deze sector behoren de pop productiehuizen tot de weinige infrastructuur waar muzikanten kunnen experimenteren, onderzoeken en verbindingen kunnen aangaan. Zonder druk van de markt én zonder dat dit tegen de klassieke popvergoeding van een kratje bier hoeft. Productiehuizen in de pop stimuleren, begeleiden en faciliteren de ontwikkeling van veelbelovende muzikanten in Nederland. Daarnaast zijn ze ook nog eens succesvol in het verkopen van deze producties.
Ook als talentvolle muzikanten boven zichzelf willen uitstijgen, zich willen verbreden of dingen willen met andere genres, hebben de productiehuizen een essentiële rol. Projecten als Kyteman’s Hiphop Orkest, maar ook NO blues en ONcovered, het C64 Orchestra of Pop vs Poetry zouden zonder productiehuis ON nooit van de grond zijn gekomen.
Met verbazing las ik dan ook het jaarverslag 07/08 van de Raad voor Cultuur. De Raad constateert hierin dat de ontwikkeling van muzikanten vooral plaats vind bij ensembles, groepen en op festivals en in samenwerking tussen podia en musici. Een constatering die voor de popmuziek slechts zeer ten dele op gaat.
Ensembles bestaan immers niet in de popsector en de meeste podia en festivals zijn door krimpende subsidiëring vooral op zoek naar bands die voldoende publiek genereren. Ook is het faciliteren van aankomend talent geen directe doelstelling van het overgrote deel van de festivals. Directe samenwerking tussen bands en podia (zoals bijvoorbeeld huisgezelschappen binnen de dans en theater) zijn spelden in een hooiberg en vallen dan voornamelijk onder de noemer cultuureducatie.
Daarnaast lijkt eigen aan een deel van de huidige generatie poprecensenten te zijn om de muzikant die jarenlang op zijn zolderkamer zonder inkomen zijn muziek in elkaar zet te romantiseren. Waarna dit vervolgens uit geroepen wordt tot DE werkwijze in de popmuziek. Een dergelijk geromantiseerd beeld van talentontwikkeling mag echter geen grondslag zijn voor het beleid van een overheid dat de popsector en zijn muzikanten serieus neemt.
De Nederlandse popmuzikanten willen niet dolgraag gesubsidieerd worden, het is immers eigen aan deze sector om zijn eigen boontjes te doppen. Maar ze willen wel voldoende speelplekken, redelijke gages én plekken waar ze kunnen experimenteren en doorgroeien zonder op een houtje te hoeven bijten.
Artistieke ontwikkelingen binnen de popmuziek verlopen langs andere lijnen dan in de sterk gereguleerde ensemble- theater- en danssector. Vandaar dat productiehuizen in de pop een andere, op de sector toegesneden, werkwijze hebben. Deze aanpak maakt productiehuizen een wezenlijk onderdeel van deze dynamische sector, die in hoog tempo professionaliseert.
De dubbelfunctie van talentontwikkeling én het genereren van genre overstijgend aanbod is dan ook niet weg te denken uit een basisinfrastructuur die de popmuziek als serieus onderdeel van haar cultuurbeleid ziet.
Zelfs als we musea en sectorinstituten buiten beschouwing laten, wordt er in de basisinfrastructuur op dit moment minder dan één (1) % van het budget besteed aan popcultuur. Een bedrag dat op geen enkele manier in verhouding staat tot de artistieke of maatschappelijke belang van popmuziek in het culturele spectrum.
Het door de Raad voorgestelde inruilen van productiehuizen in de popmuziek voor ensembles, zou niet alleen het kleine beetje popinfrastructuur uit de Basisinfrastructuur (BIS) halen, maar ook tekenend zijn voor de blinde vlek die er blijkbaar nog steeds is voor de (talent)ontwikkeling in de popmuziek.
In werkelijkheid bestaat het leven van de Nederlandse popmuzikant uit veel bijbaantjes, ingewikkelde zoektochten naar platenmaatschappijen en media aandacht, veel nachtelijke kilometers en slecht betaalde optredens
Uit een recent onderzoek van de NTB blijkt dat een modaal inkomen voor een muzikant 12.000 euro netto per jaar is en ruim de helft verdient niet meer dan 6000 euro per jaar.
Op de keper beschouwd is het leven als popmuzikant dan ook niet meer dan een leuke hobby met wat bijverdiensten. Wil een muzikant echt kunnen leven van zijn muziek dan wordt zijn artistieke speelruimte verder ingeperkt door een sector waar marktwerking, airplay, hypes en formatdenken leidend zijn.
In een manifest aan de Tweede Kamer werd dit eerder zo geformuleerd :
“Ondanks alle succesverhalen verliezen bands hun contracten bij de platenmaatschappijen, wordt de exploitatie van zalen steeds nijpender en weten getalenteerde en gewaardeerde popmuzikanten niet meer hoe ze rond moeten komen. Op de radio is er te weinig aandacht voor Nederlandse popmuziek en de diversiteit hiervan, waardoor het voor de podia moeilijker is om vernieuwende bands te programmeren. Daarmee liggen er steeds minder kansen voor muzikanten die vernieuwend en anders willen zijn. De drempel voor nieuwe popmuzikanten om zich te professionaliseren wordt hoger. Het is moeilijk om als artiest rond te komen, en de cruciale stap van amateur naar professional wordt steeds minder vaak gezet.”
De popsector in Nederland kent aan de kant van de makers/muzikanten, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de dans en theater of klassieke muzieksector, slechts een uiterst beperkte infrastructuur. Zo gauw een muzikant van de opleiding af is, wordt hij overgeleverd aan de goden van de markt. Dat maakt de popmuziek enerzijds een dynamische en zeer marktconforme sector, maar anderzijds een sector waar veel talent afhaakt en kiest voor een carrière waar wel een boterham te verdienen valt.
Binnen deze sector behoren de pop productiehuizen tot de weinige infrastructuur waar muzikanten kunnen experimenteren, onderzoeken en verbindingen kunnen aangaan. Zonder druk van de markt én zonder dat dit tegen de klassieke popvergoeding van een kratje bier hoeft. Productiehuizen in de pop stimuleren, begeleiden en faciliteren de ontwikkeling van veelbelovende muzikanten in Nederland. Daarnaast zijn ze ook nog eens succesvol in het verkopen van deze producties.
Ook als talentvolle muzikanten boven zichzelf willen uitstijgen, zich willen verbreden of dingen willen met andere genres, hebben de productiehuizen een essentiële rol. Projecten als Kyteman’s Hiphop Orkest, maar ook NO blues en ONcovered, het C64 Orchestra of Pop vs Poetry zouden zonder productiehuis ON nooit van de grond zijn gekomen.
Met verbazing las ik dan ook het jaarverslag 07/08 van de Raad voor Cultuur. De Raad constateert hierin dat de ontwikkeling van muzikanten vooral plaats vind bij ensembles, groepen en op festivals en in samenwerking tussen podia en musici. Een constatering die voor de popmuziek slechts zeer ten dele op gaat.
Ensembles bestaan immers niet in de popsector en de meeste podia en festivals zijn door krimpende subsidiëring vooral op zoek naar bands die voldoende publiek genereren. Ook is het faciliteren van aankomend talent geen directe doelstelling van het overgrote deel van de festivals. Directe samenwerking tussen bands en podia (zoals bijvoorbeeld huisgezelschappen binnen de dans en theater) zijn spelden in een hooiberg en vallen dan voornamelijk onder de noemer cultuureducatie.
Daarnaast lijkt eigen aan een deel van de huidige generatie poprecensenten te zijn om de muzikant die jarenlang op zijn zolderkamer zonder inkomen zijn muziek in elkaar zet te romantiseren. Waarna dit vervolgens uit geroepen wordt tot DE werkwijze in de popmuziek. Een dergelijk geromantiseerd beeld van talentontwikkeling mag echter geen grondslag zijn voor het beleid van een overheid dat de popsector en zijn muzikanten serieus neemt.
De Nederlandse popmuzikanten willen niet dolgraag gesubsidieerd worden, het is immers eigen aan deze sector om zijn eigen boontjes te doppen. Maar ze willen wel voldoende speelplekken, redelijke gages én plekken waar ze kunnen experimenteren en doorgroeien zonder op een houtje te hoeven bijten.
Artistieke ontwikkelingen binnen de popmuziek verlopen langs andere lijnen dan in de sterk gereguleerde ensemble- theater- en danssector. Vandaar dat productiehuizen in de pop een andere, op de sector toegesneden, werkwijze hebben. Deze aanpak maakt productiehuizen een wezenlijk onderdeel van deze dynamische sector, die in hoog tempo professionaliseert.
De dubbelfunctie van talentontwikkeling én het genereren van genre overstijgend aanbod is dan ook niet weg te denken uit een basisinfrastructuur die de popmuziek als serieus onderdeel van haar cultuurbeleid ziet.
Zelfs als we musea en sectorinstituten buiten beschouwing laten, wordt er in de basisinfrastructuur op dit moment minder dan één (1) % van het budget besteed aan popcultuur. Een bedrag dat op geen enkele manier in verhouding staat tot de artistieke of maatschappelijke belang van popmuziek in het culturele spectrum.
Het door de Raad voorgestelde inruilen van productiehuizen in de popmuziek voor ensembles, zou niet alleen het kleine beetje popinfrastructuur uit de Basisinfrastructuur (BIS) halen, maar ook tekenend zijn voor de blinde vlek die er blijkbaar nog steeds is voor de (talent)ontwikkeling in de popmuziek.
zondag 21 februari 2010
dinsdag 16 februari 2010
Old Powder New Guns
Old Powder, New Guns: liedjes als een stapeling van tijdvakken
Een oude film bekijken heeft iets van een rit met een tijdmachine. Andere kleuren, andere tempo’s, andere kleren, andere muziek. Je dompelt je onder in werelden die niet meer bestaan: trager, stijlvoller, spannender.
Dat geldt ook voor de muziek uit zulke films, zo tussen de jaren dertig en zestig. De beste filmcomponisten schilderen beelden met grote orkesten. Ze strijken muzieknoten uit over een palet van celluloid, waarop de regisseur zijn dramatische lijn heeft gedrapeerd.
Lilian Hak, uit Utrecht, is gevoelig voor de dramatiek in de orkestmuziek uit die tijd, zo blijkt uit haar Old Powder, New Guns-project. ,,Daar kan zoveel power in zitten, zoveel dramatiek! Dat krijg je niet voor elkaar met popmuziek.” Dat lijkt een forse overgang, gezien haar muzikale verleden als electro-artieste. Ze vestigde haar naam, in fijnproeverskringen althans, met twee fraaie albums vol donkere hi-tech-romantiek en werkte zelfs met de rumoerige Berlijnse technopunker T. Raumschmiere.
Maar de cd Old Powder, New Guns grijpt terug op creatieve uitingen van voor haar carrière in de electro. Ze maakte ooit enkele voorstellingen voor het rondreizende festival De Parade, waarvan het hoogtepunt beide keren werd gevormd door een liedje in ouderwetse jaren-veertig-stijl. Met strijkerspartijen uit de oude doos, verknipt op de sampler.
Nu is de tijd rijp om dat concept nader uit te werken. Lilian Hak maakte haar eigen ‘bibliotheek’ van samples. Die gebruikte ze als bouwstenen om haar eigen liedjes te maken: haar eigen creatieve uitingen dus, al grijpen ze qua sfeer terug op de glamour, het drama en de spanning van de films van vroeger. "Ik heb allerlei films uit die tijd bekeken met Humphrey Bogart en van Alfred Hitchcock tot Laurel & Hardy en Charlie Chaplin. Om maar in die sfeer te komen.” Het tempo van destijds lag veel lager, ontdekte ze, "ze spraken destijds in oneliners, lijkt het wel."
Lilian beperkt zich niet tot samples. Op de plaat en, straks, op de planken schakelt ze 10 muzikanten in: bas, drums, piano, strijkers, blazers, een kamerorkest bijna, ademend gearrangeerd in een hakkelend netwerk van samples.
Zo zijn de liedjes van Old Powder, New Guns een stapeling van verschillende tijdvakken: van toen, maar ook heel erg van nu. ,,Niet dat ik mezelf de rol van femme fatale heb aangemeten, maar ik ben in die liedjes een ander personage dan wanneer ik electro zing. De titel zegt het al, ik gebruik oude elementen om er iets nieuws van te maken. Zonder kruit geen schot.”
dinsdag 19 januari 2010
Kyteman wint popprijs 2009 op Noorderslag 2010
foto: Mike Breeuwer
Over de meeste dingen heb ik veel te zeggen, commentaar is immers makkelijk te geven, zekers als niet op het podium staat. Maar hoe dichter je bij iets betrokken bent hoe stiller je soms wordt.
Ik werk ook al een tijdje in de popsector en een aantal grijze haren zijn zeker daardoor gekomen. Van stiefkindje van de cultuur heb ik de pop zien opgroeien naar veelbelovende puber, naar wat het nu is. En wat dat dan nu is mag je zelf invullen.
Maar nog nooit heb ik een van mijn ON projecten zo hard zien ONtploffen.
In een jaar waarin Kyteman's Hiphop Orkest groeide van debutant in het circuit naar degene die in datzelfde jaar de popprijs won, vielen veel meningen over wat wel kan en niet kan weg. Conclusie: het was elk verschil van mening, elke mail, alle overleggen en alle twijfel over wat we nu moesten doen waard op het moment dat de muziek ging spelen.
En dan kan je alleen maar blij zijn dat je er bij mocht zijn: popgeschiedenis die niet snel herschreven wordt.
Dank aan iedereen die zijn energie hiervoor geleend heeft!
maandag 18 januari 2010
ESNS 2011 focus op shoshin
ESNS was voor ON natuurlijk een heel bijzondere, na 2 maanden stug volhouden dat we naar Hamburg gingen zette de Kyteman bus, na een tussenstop in Joure, toch koers naar Groningen. Een stad die Kyteman producent Maike Fleure en ik luttele uren daarvoor hadden verlaten om de bandbus op te pikken in Utrecht.
Maar eigenlijk wil ik het daar helemaal niet over hebben. ESNS is immers niet geslaagd als je niet tenminste 1 band gezien hebt waar je helemaal blij van wordt. Die band heb ik binnen de muren van het festival dit jaar niet gezien.
Maar wel buiten, tegenover de FEBO. Zomaar in het wild en vooral in de kou. Als ik een boeker was geweest, dan had ik ze gelijk een contract onder de neus geduwd.
Heb ik alleen mijn daar gescoorde cd'tje in Groningen laten liggen, maar ik vermoed dat we hier nog wel meer van gaan horen. Volgend jaar focus op SHOSHIN
Maar eigenlijk wil ik het daar helemaal niet over hebben. ESNS is immers niet geslaagd als je niet tenminste 1 band gezien hebt waar je helemaal blij van wordt. Die band heb ik binnen de muren van het festival dit jaar niet gezien.
Maar wel buiten, tegenover de FEBO. Zomaar in het wild en vooral in de kou. Als ik een boeker was geweest, dan had ik ze gelijk een contract onder de neus geduwd.
Heb ik alleen mijn daar gescoorde cd'tje in Groningen laten liggen, maar ik vermoed dat we hier nog wel meer van gaan horen. Volgend jaar focus op SHOSHIN
woensdag 6 januari 2010
zondag 3 januari 2010
Abonneren op:
Posts (Atom)